Steeds meer directeurs in het onderwijs stoppen er mee. Zo vonden er vorig schooljaar maar liefst 1.547 directiewissels plaats in ons leerplichtonderwijs. 246 van die wissels, of amper 16 procent, waren het gevolg van pensionering. Alle andere wissels hadden dus een andere reden zoals een directielid dat een verlofstelstel opneemt, van school verandert of volledig uit het onderwijs stapt. 67,5 procent van deze wissels vond plaats in het basisonderwijs. Dat blijkt uit cijfers dat Vlaams Parlementslid en onderwijsspecialiste Loes Vandromme (CD&V) opvroeg bij de minister van onderwijs. “Sterke directeurs zijn cruciaal voor ons onderwijs dat onder druk staat. Veel verloop betekent een verlies aan expertise die we net nodig hebben om te werken aan sterke scholen.”

Wissels en vacatures

“De trend is al een tijdje aan de gang, maar wordt nu steeds duidelijker en de situatie acuut,” stelt Loes Vandromme.  In het schooljaar 2018-2019 waren er 1.053 scholen waar een nieuwe directeur werd aangesteld. Vorig jaar waren er dus een kleine 500 directiewissels in scholen méér dan 2 jaar geleden. VDAB had eind maart 63 openstaande vacatures voor ‘leidinggevende in een onderwijsinstelling’ in Vlaanderen. Exact een jaar geleden waren dat 36 vacatures en in maart 2020 meldde VDAB 21 vacatures voor deze functie. “De job van schooldirecteur is uitdagend maar veeleisend,” weet Loes Vandromme. “Het takenpakket is veelzijdig en heel uitgebreid. Sterke directeurs vervullen een cruciale rol in ons hele onderwijssysteem.”

Werken aan scholen met een beleidsvoerend vermogen

Sterke schoolbesturen kunnen voor directeurs ook een belangrijke steunpilaar zijn. Het aantal schoolbesturen in Vlaanderen daalt jaar na jaar. Vandaag zijn er 754 schoolbesturen in het basisonderwijs en 280 in het secundair onderwijs. In 2013-2014 waren dat er nog respectievelijk 966 en 331. “Dat betekent dat er een schaalvergroting bezig is,” stelt Loes Vandromme. “Grotere schoolbesturen kunnen zorgen voor bestuurlijke optimalisatie en de centralisatie van bepaalde zaken kan de schooldirecteur ontlasten, hoewel deze nog steeds de nodige autonomie moet kunnen behouden. Het aspect van de bestuurlijke optimalisatie komt volgens mij nu veel te weinig aan bod in het debat over de kwaliteit van ons onderwijs.”

 

“Het is goed dat er ondertussen al een aantal zaken ondernomen zijn,” zegt Vandromme. “Ik denk bijvoorbeeld aan de inspanning om de verloning van de directeurs meer marktconform te maken, waardoor de loonspanning ten aanzien van leerkrachten beter afgestemd is. Daarnaast wordt werk gemaakt van het professionaliseren van onze directeurs, waarbij gestart wordt met het opstellen van een competentieprofiel: hoe kan een kandidaat zich voorbereiden op het directeurschap, welke vaardigheden zijn belangrijk,…”

Het probleem blijft volgens Vandromme dat de onderwijswetgeving weinig flexibel is.” Zo is er wel een loonsverhoging voorzien voor de directeurs, maar niet voor de adjunct-directieleden. Schoolbesturen die op zoek gaan naar een vernieuwende manier van werken met een directieteam worden zo niet beloond,” besluit het parlementslid.