Dat het onderwijs in Vlaanderen te kampen heeft met een serieus lerarentekort, is oud nieuws. Vandaag kwam daar nog een nieuwe noodkreet bij uit de scholen, want wie vangt de kinderen tussen de lessen door op? Steeds meer scholen krijgen de puzzel niet meer gelegd om voor de lessen, onder de middag en na de lessen opvang te voorzien. Op papier is dit niet de taak van het lerarenkorps, die al de handen vol hebben, in de praktijk springen leraren steeds vaker bij. Een situatie die onhoudbaar wordt.
Andere uren worden opgevangen met de goede wil van vrijwilligers. Het is al langer zo dat steeds meer vrijwilligers worden ingezet voor die opvang, meestal ouders of grootouders. Maar ook het vrijwilligersengagement heeft een grens: het gebrek aan middelen voor een vrijwilligersvergoeding en de wettelijke beperkingen op de prestaties demotiveert die geëngageerde helpende handen. Ook dit vrijwilligersengagement biedt geen structurele oplossing zolang er niets gedaan wordt aan de statuten en vergoedingen. Idem voor de inzet van wijkwerkers: scholen kunnen niet blindelings rekenen op hun komst, laat staan er uurroosters op afstemmen.
Kindbegeleiders in de scholen
We mogen de opvang van kinderen niet als een fait divers beschouwen, iets bijkomends waarbij scholen maar wat moeten improviseren om er te geraken. Daarvoor zijn onze kinderen ons te dierbaar. Het thema is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende ministers. Zo werkt het zogenaamde MVD-personeel (meesters-, vak-, en dienstpersoneel), waaronder schoolbegeleiders in sommige scholen vallen maar ook bijvoorbeeld busbegeleiders in het buitengewoon onderwijs, onder arbeidsvoorwaarden die aan een serieuze opwaardering toe zijn. De minister van onderwijs is in deze aan zet om hier voorstellen rond op tafel te leggen.
En zoals dat voor andere sectoren (zoals in de sport of cultuursector) kan, zouden er binnen onderwijs meer mogelijkheden en minder wettelijke beperkingen mogen gelden rond het statuut van de vrijwilliger. Vandaag is er gewoon te veel onzekerheid, waardoor er amper personeel te vinden is dat onder die voorwaarden wilt werken.
Ten slotte moeten we buiten de hokjes durven kijken. Betere afstemming tussen de buitenschoolse kinderopvang en de kleuterklas biedt ook meer kansen voor wie werkzaam is in de kinderopvang. Ook die sector kampt met een groot tekort aan medewerkers.
Kindbegeleiders in de buitenschoolse opvang zijn in de weer vanaf vroeg in de morgen tot aan de schoolbel en dan opnieuw vanaf half vier in de namiddag tot vroeg op de avond. Daartussen, vanaf half negen tot het einde van de schooldag, zijn het de kleuteronderwijzers en de kinderverzorgers in het kleuteronderwijs die de kinderen begeleiden. Om hierin meer synergie te creëren, zou het mogelijk moeten zijn om dezelfde begeleider die ’s morgens start in de kinderopvang in de voormiddag te laten helpen in de kleuterklas, en wie in de namiddag werkt in de kleuterklas ook de opvangtaak na de bel van half vier op zich te laten nemen.
Zo is het mogelijk om hen in te zetten zowel in de kinderopvang als in de kleuterklas. Zo zouden deze mensen geen onderbroken uren meer hebben, wat natuurlijk hun job veel aantrekkelijker maakt. Ook voor de kinderen zou het zeker positieve effecten hebben. De kinderverzorgster die je hand niet loslaat aan de schoolpoort, maar mee de klas instapt, hoe mooi zou dat niet zijn?
Op vandaag zijn er heel wat verschillen tussen de tewerkstelling in de kinderopvang of als kinderverzorger in het kleuteronderwijs. We zien dan ook nog veel te vaak de barrières voor meer afstemming in plaats van de kansen. Nochtans weten we allemaal dat het beter is én voor onze kinderen én voor de kinderverzorgsters zelf. Waar wachten we dan op?
Katrien Schryvers en Loes Vandromme