Om anderstalige nieuwkomers zo goed mogelijk op te vangen, hen zo snel mogelijk Nederlands te leren en hen te integreren is er het uitgewerkte systeem van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers of kortweg OKAN. Basisscholen kunnen in volle autonomie kiezen hoe de extra lesuren in te zetten. Maar in basisscholen, zijn er pas extra middelen als er minstens zes anderstalige leerlingen ingeschreven zijn. ‘Dat is zeer nadelig voor kleinere scholen, die zich meestal in landelijke gebieden bevinden,’ stelt Vlaams Parlementslid voor CD&V en onderwijsspecialist Loes Vandromme. ‘We zien ook daar het aantal kinderen met thuistaal Niet-Nederlands jaar na jaar stijgen. Er vormt zich dus een steeds groter wordende nood.’
Het parlementslid pleit ervoor om de minimumnorm van zes anderstalige leerlingen te laten vallen en te werken met ondersteuning volgens het percentage anderstaligen op school.
Cijfers uit de Westhoek
Het aantal leerlingen in het gewoon kleuter- en lager onderwijs dat aantikt op thuistaal niet-Nederlands stijgt ieder jaar. De grootste stijging doet zich niet voor in de centrumsteden wat misschien te verwachten is, maar eerder in de meer landelijke gebieden. Sinds 2012 noteren we er de grootste relatieve stijging van het aantal anderstalige kinderen (van 19% in 2012 naar 25% in 2018).
We zien deze Vlaamse cijfers ook vertaald in de gegevens over de Westhoeksteden. Daar waar er in Ieper bijvoorbeeld in 2010-2011 nog 207 op 3338 leerlingen (6.20%) aantikten, waren dat er in 2019-2020 al 421 op 3518 of 11.97%. In Poperinge was dat in 2010-2011 nog 36 op 2109 leerlingen (1.78%) en in 2019-2020 steeg dit tot 139 op bijna evenveel leerlingen of 6.84%. In Diksmuide steeg dit aantal leerlingen van 20 op 1492 leerlingen (of 1.34%) naar 87 op 1587 leerlingen of 5.48%. En in Veurne ten slotte steeg het aantal leerlingen dat aantikt op Nederlands niet-thuistaal van 2.4% van de leerlingenpopulatie naar 6.47% in 9 jaar tijd.
‘Scholen in landelijke gebieden met doorgaans een kleiner leerlingenaantal maar uiteraard ook met de nodige uitdagingen door de steeds diverser wordende leerlingengroep, komen steeds vaker in de problemen ook al beschikken zij over heel degelijk personeel en bekwame vrijwilligers,’ stelt Loes Vandromme. ‘De druk op de werkvloer verhoogt keer op keer. Leerkrachten en schoolteams die deze thematiek met veel enthousiasme willen oppakken botsen op hun grenzen omdat ze niet kunnen beschikken over de nodige extra middelen’.
Loes Vandromme pleit dan ook om af te stappen van het systeem waarbij een ondergrens van minimum zes anderstaligen moet gehaald worden vooraleer er extra middelen komen. ‘Veel rechtvaardiger zou een procentuele ondersteuning zijn. Want nu heeft een school van 100 lln. met 4 anderstalige nieuwkomers geen recht op extra middelen. Een school van 500 lln. met 4 anderstalige nieuwkomers is toch een ander verhaal,’ besluit ze.