De interesse en sympathie van de Vlamingen voor de korte keten groeit alleen maar. Vorig jaar investeerden Vlaamse land- en tuinbouwers nog nooit zoveel in hoevetoerisme en hoevewinkels. West-Vlaanderen is koploper over de hele lijn. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams parlementslid Loes Vandromme (cd&v) opvroeg bij Vlaams minister van landbouw Jo Brouns. Subsidieaanvragen voor investeringen in hoevewinkels en hoevetoerisme kenden een grote stijging tijdens de coronajaren 2020 en 2021. In de jaren nadien daalde het aantal aanvragen, maar in 2024 nam dat aantal weer flink toe,’ stelt Vandromme vast. ‘Zeker wat het aantal dossiers in het kader van hoevetoerisme betreft zien we een hele grote stijging. De korte-keten-economie kreeg een boost tijdens de coronacrisis en de trend lijkt aan te houden. De landbouwsector is en blijft een economisch zeer belangrijke sector, maar ook op vlak van toerisme geeft dit onze regio extra troeven. Als overheid kunnen we hier op inspelen en landbouwers die op deze tak willen inzetten nog meer ondersteunen,’ vindt Loes Vandromme.
Subsidieaanvragen
Land- en tuinbouwers die willen investeren in hoevetoerisme, een hoevewinkel willen inrichten of hun bedrijf toegankelijk maken voor een educatief aanbod, kunnen beroep doen op subsidies van het Vlaams Landbouw -en Investeringsfonds (VLIF).
Tijdens de coronajaren zagen we al een sprong in het aantal aanvragen, daarna viel de vraag wat terug, maar vorig jaar zijn de dossiers voor het inrichten van hoevewinkels in West-Vlaanderen meer dan verdubbeld, van 29 naar 75 aanvragen. Ook de aanvragen voor subsidies in het kader van hoevetoerisme namen een forse vlucht, van 3 naar 22 aanvragen. Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns juicht de investeringen in hoevewinkels en hoevetoerisme toe en ziet ze als een belangrijke hefboom om de kloof tussen boer en burger te verkleinen: ‘De aandacht voor lokale voeding zit in de lift: consumenten herontdekken de boer om de hoek. De korte keten biedt land- en tuinbouwers meer prijsvrijheid én rechtstreeks contact met de consument. Zo worden ze de beste ambassadeurs van hun eigen sector. Daarom blijven we inzetten op ondersteuning, zowel voor logistiek als voor de vermarkting.”
‘Ook het groeiende succes van hoevetoerisme is een positieve evolutie: land- en tuinbouwers verbreden hun activiteiten en toeristen kunnen de streek verkennen terwijl ze genieten van de charme van de landbouwbedrijven. Dat versterkt het wederzijds begrip tussen boer en burger, en dat kunnen we alleen maar aanmoedigen’, klinkt het.
Subsidiebedragen
Terwijl het aantal aanvragen stijgt, dalen de subsidies per aanvraag voor hoevewinkels wel aanzienlijk. In 2023 werd er €1.511.006 uitgetrokken voor 52 aanvragen voor het inrichten van hoevewinkels, maar in 2024 werd er slechts €782.099 gereserveerd voor 75 aanvragen. Gemiddeld wordt er per dossier dus minder uitbetaald.
Bij subsidies voor hoevetoerisme zien we dan weer een significante stijging in het toegekende bedrag. In 2023 werd er slechts €5.177 uitgetrokken voor 3 aanvragen, terwijl er in 2024 maar liefst €390.516 beschikbaar werd gesteld voor 22 aanvragen.
West-Vlaanderen blijft koploper
Steeds meer landbouwbedrijven combineren de pure landbouwactiviteiten met verbredingsactiviteiten zoals hoevewinkels en hoevetoerisme. De meest recente cijfers dateren van 2020 maar ook toen was de trend al duidelijk aan de gang. In West-Vlaanderen waren er in 2020 1.198 landbouwbedrijven die inzetten op hoeveverkoop of verkoop op het veld, en 227 bedrijven die hoevetoerisme aanboden. Dat is beduidend meer dan in andere provincies.
‘Deze bedrijfstak is voor vele bedrijven een belangrijke economische pijler geworden,’ weet Loes Vandromme. ‘Burgers, maar ook de overheid kunnen onze Vlaamse land- en tuinbouwsector dus op dat vlak nog meer ondersteunen’, besluit het parlementslid.


