Na de lockdown en het heropenen van de grenzen naar aanleiding van de Coronamaatregelen, werd de Franse lijnbus tussen Duinkerke en het station van De Panne (dat eigenlijk in de deelgemeente Adinkerke ligt) plots niet meer hernomen. Dat was voor vele betrokkenen, niet in het minst voor de vele gebruikers van deze busverbinding, een onaangename verrassing.
Langs Franse zijde werd beslist tot opschorting van deze verbinding omdat men een financiële participatie van Vlaanderen verwacht.
De huidige busverbinding wordt immers volledig gefinancierd met Franse overheidsmiddelen en met middelen van de bedrijven uit dit gebied.
Na overleg met de Franse autoriteiten, rijdt de bus sinds 7 juli voorlopig wel weer door tot aan het station in Adinkerke.
CD&V-parlementsleden Martine Fournier en Loes Vandromme kaartten deze problematiek vandaag aan, in de commissie mobiliteit van het Vlaams Parlement. De bus rijdt ondertussen terug over de grens, maar blijkbaar is dit een korte termijn oplossing. ‘Er moet in de komende weken en maanden gezocht worden naar een structurele en duurzame oplossing voor deze belangrijke grensoverschrijdende verbinding,’ stelt Loes Vandromme.
‘Deze specifieke grensthematiek doet zich trouwens ook in andere delen van West-Vlaanderen voor, vervolgt Martine Fournier. ‘In de regio Kortrijk- Lille-Tournai komen dagelijks heel veel Fransen werken maar er zijn amper 3 grensoverschrijdende verbindingen via het openbaar vervoer. En verder is er de monopoliepositie van De Lijn in Vlaanderen waardoor Franse of Waalse bussen geen haltes in Vlaanderen kunnen hebben,’ gaat Martine Fournier verder.
‘De minister wijst naar de vervoersregio Westhoek die momenteel werkt aan een nieuw openbaar vervoerplan en daar ook Vlaamse middelen voor krijgt, maar grensoverschrijdende mobiliteit organiseren is een bovenregionale taak volgens ons. En gaat dus verder dan de scope van een vervoersregio,’ gaat Loes Vandromme verder. Ze verwijst daarvoor naar de huidige afspraken met Nederland. ‘Daar zijn extra middelen voorzien in het kader van een afsprakennota met de Nederlandse provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. We rekenen er op dat een dergelijke regeling, los van het budget voor de vervoerregio, ook met onze Franse buren kan gemaakt worden.’