De coronapandemie heeft voor het Vlaamse onderwijs veel uitdagingen met zich meegebracht, niet in het minst de leervertraging die schoolgaande kinderen en jongeren opliepen. Met de ‘Bijsprong’ maakte de Vlaamse regering geld vrij om dit aan te pakken: extra middelen voor de inzet van bijkomend personeel tijdens de lesuren en daarbuiten. Het onderwijsveld vraagt immers al lang naar extra handen in de klas. Uit cijfers die Vlaams parlementslid en onderwijsexperte Loes Vandromme (CD&V) opvroeg zijn die extra handen meer dan welkom: na één maand deden al 2.980 scholen een aanvraag voor in totaal 25.807 extra uren. Dat is maar liefst 79,9% van alle Vlaamse basisscholen en 75.8% van de secundaire scholen. ‘Het is goed dat er middelen zijn voor extra uren, maar scholen hebben al veel eerder dan vandaag te kampen met personeelstekorten: veel scholen zullen dus niet de nodige mensen vinden om die extra uren in te vullen,’ stelt Loes Vandromme. Om aandacht te vragen voor dit probleem zal het parlementslid op woensdag 26 mei zelf voor de klas gaan staan.
“We moeten de leervertraging en andere uitdagingen binnen het onderwijs aanpakken daar waar leerlingen er het meeste aan hebben: in de klas, tijdens de schooluren want de leerkracht doet er het meeste toe. Extra handen in de klas betekenen zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen een steun in de rug voor de komende maanden, waarin volop wordt ingezet op het wegwerken van de opgelopen leervertraging en andere uitdagingen,” zegt Loes Vandromme, Vlaams parlementslid voor CD&V.
Dat de scholen vragende partij zijn, blijkt uit de cijfers die Loes Vandromme opvroeg bij minister van Onderwijs Ben Weyts. Op 2 maart maakte de Vlaamse regering de mogelijkheid bekend om extra uren aan te vragen, tijdens de eerste maand ontving het Agentschap al van 2.980 scholen een aanvraag. 382 van deze scholen hebben meer dan 80% doelgroepleerlingen. “Aanvragen kunnen nog ingediend worden tot en met 30 juni 2021, de cijfers tonen alvast de grote noodzaak aan extra handen in de klas,” zegt Vandromme.
Wie zijn die extra handen?
Om de vraag naar extra handen in de klas in te vullen, werd onder andere gerekend op gepensioneerde leerkrachten en op mensen met een pedagogisch diploma. Tijdens die eerste 6 weken (2 maart tot 14 april) werden in totaal 262 gepensioneerde onderwijspersoneelsleden ingeschakeld, voornamelijk in het basisonderwijs (206 gepensioneerde leerkrachten in het basisonderwijs en 56 in secundaire scholen). In West-Vlaanderen worden de meeste gepensioneerde leerkrachten ingezet: 72 of 27,48% van het totaal aantal gepensioneerde leerkrachten.
Daarnaast worden er ook onderwijspersoneelsleden met specifieke bekwaamheidsbewijzen ingezet voor de Bijsprong:
- 2097 personeelsleden met een vereist (VE) bekwaamheidsbewijs presteerden samen 2502 opdrachten.
- 812 personeelsleden met een voldoende (geacht bekwaamheidsbewijs presteerden 1007 opdrachten
- 589 personeelsleden met een ander (AND) bekwaamheidsbewijs presteerden 698 opdrachten.
Relancemiddelen voor onderwijs beter besteden
Ook voor onderwijs voorziet de Vlaamse regering een pak relancemiddelen. De zorg is nu vooral om die middelen zo goed mogelijk in te zetten zodat scholen al zeker geen extra planlast ervaren. ‘Ik stel me de vraag of de extra middelen voor bijsprong niet beter via de normale omkadering aan de scholen zouden worden toegeëigend’, geeft Loes Vandromme mee. ‘ Nu krijgen scholen uren toegewezen op basis van het aantal leerlingen die werden geteld op 1 februari van het voorafgaande jaar. Maar in het buitengewoon basisonderwijs en het secundair onderwijs krijgen scholen niet de volledige pot aan middelen waar ze recht op hebben: daar geldt het zogenaamde aanwendingspercentage waarbij het buitengewoon basisonderwijs en secundair onderwijs slechts recht hebben op 94.50% en 96.57%.
‘Met relancemiddelen kunnen we deze kloof bijvoorbeeld al dichten,’ stelt Loes Vandromme.
‘Of we kunnen volop kiezen voor de ondersteuning en uitwerking van lerarenplatforms’, gaat ze verder. ‘Daarmee geven we jonge, startende leerkrachten alvast de broodnodige jobzekerheid voor een volledig schooljaar, vinden we snel de nodige krachten om vervangingen in te vullen én kunnen we leerkrachten die geen lesgeven meteen inzetten voor andere zinvolle pedagogische taken.