Steeds meer leerlingen beginnen hun schoolloopbaan in het secundair onderwijs zonder getuigschrift basisonderwijs, dat blijkt uit cijfers die Vlaams Parlementslid en onderwijsspecialist voor CD&V, Loes Vandromme opvroeg bij de minister van onderwijs. Op niveau van Vlaanderen is er een stijging van 56,6% op 4 jaar tijd. “Samen met de berichtgeving over het stijgend aantal bijlessen, moet ons dit zorgen baren,” stelt ze. Het parlementslid stelt 3 concrete acties voor om het aantal leerlingen dat een getuigschrift behaalt aan het einde van de lagere school omhoog te krijgen.
Wanneer een leerling het basisonderwijs succesvol afrondt, behaalt hij of zij het getuigschrift basisonderwijs. Dit getuigschrift geeft toegang tot het eerste leerjaar A van het secundair onderwijs. Naast de ‘klassieke’ weg via de school, kunnen leerlingen ook via de examencommissie het getuigschrift basisonderwijs halen. Leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs niet behaalden, kunnen eveneens de overstap maken naar het secundair onderwijs, maar starten dan in het eerste leerjaar B. Leerlingen die zonder getuigschrift basisonderwijs in het secundair onderwijs startten en hun eerst jaar succesvol afronden, behalen op dat moment hun getuigschrift.
In 4 jaar tijd steeg het aantal Vlaamse leerlingen dat het secundair onderwijs startte zonder getuigschrift basisonderwijs van 2.659 leerlingen in 2016 naar 4.164 leerlingen in 2020. Dat is een stijging van 56,6 procent. De grootste groep leerlingen die in het secundair onderwijs startte zonder getuigschrift basisonderwijs, vinden we in Antwerpen. In het schooljaar 2016-2017 waren dat er 816. Vorig schooljaar liep dit cijfer op tot 1.253 leerlingen. Zij zijn goed voor 30 procent van het totaal aantal leerlingen dat zonder getuigschrift basisonderwijs in het secundair onderwijs start. Na één jaar secundair onderwijs behaalt 63,21 procent toch nog hun getuigschrift door te slagen in hun eerste jaar of via de examencommissie. Opvallend is de grote stijging in West-Vlaanderen. Daar zien we een stijging van maar liefst 95,45 procent op vier jaar tijd. Na één jaar secundair onderwijs behaalt 70,23 procent toch nog hun getuigschrift basisonderwijs door te slagen in hun eerste jaar of via de examencommissie.
Een éénduidige verklaring voor dit fenomeen is er niet. Toch baart de trend zorgen. Het moet immers altijd de bedoeling zijn dat zoveel mogelijk leerlingen het getuigschrift kunnen behalen in het basisonderwijs zelf.
Bijlessen, bijscholen
We weten dat corona bij heel wat leerlingen voor een leerachterstand gezorgd heeft. Steeds meer ouders schakelen daarom bijlessen in voor hun kind. Vorige week nog, raakte bekend dat het aantal leerlingen dat bijlessen volgt, bijna verdubbeld is.
Eind vorig jaar lanceerde de minister van Onderwijs nog een projectoproep rond remediëringstrajecten of de zogenaamde ‘bijscholen’: deze trajecten zijn bedoeld om leerhiaten bij leerlingen die omwille van corona een leerachterstand hebben opgelopen, te vullen. Uit een schriftelijke vraag van Loes Vandromme aan de minister van Onderwijs blijkt dat het aantal aanvragen voor bijscholen vrij beperkt is en zich vooral in enkele steden concentreert. 43 projecten werden goedgekeurd. 38 verschillende scholen zetten één of meerdere bijscholen op. Bovendien verschillen de trajecten ook sterk van elkaar.
Concrete acties
Loes Vandromme wil het aantal leerlingen dat een getuigschrift behaalt aan het einde van de lagere school omhoog krijgen. Zij stelt drie concrete acties voor om dit te bereiken:
- “We moeten allereerst zorgen voor méér ondersteuning in de klas zelf, tijdens de klasuren en binnen de klasmuren,” zegt Loes Vandromme. “We hebben dit trouwens ook zo geformuleerd in de aanbevelingen uit de coronacommissie wat betreft onderwijs: zorg ervoor dat leerachterstand prioritair tijdens de lesuren wordt geremedieerd. Dat is de beste garantie om alle kinderen te bereiken. Dat is en blijft onze allergrootste prioriteit.”
- “Ten tweede is het belangrijk om ook in te zetten op vrijwillige begeleiding op school. Uit onderzoek weten we welke competenties we mogen verwachten van vrijwilligers, ondersteuners,… We moeten de nodige middelen en faciliteiten voorzien om korte opleidingen te geven zodat deze tutoren volop kunnen ondersteunen op school, tijdens schoolmomenten of na school tijdens studiebegeleiding,… Er bestaan al tutoring-projecten voor studenten in lerarenopleidingen, maar we zouden die mogelijkheid kunnen uitbreiden naar studenten in andere opleidingen die zo misschien ook de smaak van het lesgeven te pakken krijgen,” aldus het parlementslid.
“Steden en gemeenten kunnen hierin ook hun rol vanuit onderwijsflankerend beleid spelen door lokale werkingen rond bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding op te starten. Samen met de VVSG moeten we op zoek gaan hoe we lokale besturen hierin kunnen ondersteunen en die initiatieven versterken.”
En ten slotte vestigt Loes Vandromme de aandacht op de brugfigurenwerkingen die al in heel wat steden en gemeenten prachtig werk verrichten met het bouwen van bruggen tussen school, het gezin en andere actoren. “We moeten deze waardevolle plaatselijke werkingen beter in kaart brengen, versterken, intervisies faciliteren en expertise bundelen.”