CONCEPTNOTA over het afstemmen van taal(integratie)trajecten van leerlingen en hun ouders, via een structurele samenwerking tussen het basis- en volwassenenonderwijs

Publicatiedatum

Auteur

Isabel Lebbe

Deel dit artikel

 I. Situering

  1. Nederlands is onze bindende kracht.

De toegang tot onze gedeelde culturele identiteit wordt maar mogelijk gemaakt door een gedeelde taal. Zonder die taal kunnen mensen niet bijdragen aan het verder ontwikkelen van onze gedeelde identiteit en niet deelnemen aan het politieke debat. Het Nederlands is de cultuurtaal die fundamenteel mee vorm geeft aan wat het betekent een Vlaming in België en Europa te zijn. Kennis van het Nederlands blijft daarom - ook voor de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving - een noodzakelijke voorwaarde om tot volwaardige integratie en om tot gemeenschapsvorming te komen.

Nederlands is onze bindende kracht.

De bindende kracht van het Nederlands is een cruciaal inzicht dat ook in het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 prominent naar voren komt:

Taal brengt ons allemaal samen. De kennis van het Nederlands is de sleutel om volwaardig deel uit te maken  van onze Vlaamse samenleving en brengt ons allemaal samen. Een goede kennis van onze taal is dé basisvoorwaarde voor de integratie van nieuwkomers. Het is de beste garantie op een succesvolle schoolcarrière en een job. Nederlands leren, kennen en spreken zorgt ervoor dat de gelijke kansen die Vlaanderen biedt gegrepen kunnen worden. In het belang van alle Vlamingen voeren we een aanklampend, overkoepelend en ambitieus beleid.[1]

Van schoolteams verwachten we dat ze de lat hoog leggen voor de kennis en het gebruik van het Nederlands op school, niet enkel in het leergebied/vak ‘Nederlands maar bij alle lessen en ruimer in het schoolse leven. We dagen schoolteams uit om ook hier hun vrijheid in te zetten om hun leerlingen positief uit te dagen het Nederlands maximaal te willen beheersen, bijvoorbeeld door veel spreekkansen te bieden, het lezen te bevorderen, contextrijk les te geven, door ook bij evaluaties aandacht te geven aan een correct taalgebruik of door ook van de speelplaats meer dan ooit een oefenplaats Nederlands te maken. Die taalrijke leer- en leefomgeving die ze zo creëren is tegelijk kansrijk en biedt alle leerlingen een reëel uitzicht op een succesvol onderwijstraject.

Maar ook de taalkennis van de ouders draagt bij tot het versterken van de competenties van hun kinderen die schoollopen in het basis- of secundair onderwijs. Even goed kunnen taal(integratie)trajecten die kinderen volgen, stimulerend zijn voor ouders die al dan niet als deel van een inburgeringstraject hun competenties Nederlands versterken.  Ten aanzien van ouders van schoolgaande kinderen is het appel dan wel de verplichting (in het kader van inburgeringstrajecten) om het Nederlands op een rijke manier te beheersen zo wellicht nog groter dan ten aanzien van andere volwassenen.   Het versterkt/’empowert’ hen niet alleen om tot hun recht te komen in onze samenleving, maar meer in het bijzonder ook om een volwaardige rol te gaan spelen als partner van de school waar hun kinderen samen leren en samenleven.

De voorbije legislaturen werd door het Vlaamse onderwijsbeleid al via meerdere wegen sterk ingezet  om de kennis van het Nederlands te versterken.

In het decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten van 3 mei 2019[2], is bijvoorbeeld voorzien dat het lokaal samenwerkingsverband het gebruik van het Nederlands stimuleert als verbindende taal bij de actoren:

De ondersteuning van de verwerving van de Nederlandse taal door (jonge) kinderen, ook met het oog op het gelijkekansenbeleid, is een belangrijke beleidsdoelstelling van de Vlaamse overheid. Buitenschoolse activiteiten dragen bij aan de taalontwikkeling van het kind, meer bepaald aan de verwerving van de Nederlandse taal, en aan het voorkomen van taalachterstand bij kwetsbare of anderstalige gezinnen. Dat kan alleen als Nederlands effectief aan bod komt in de werking. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind stelt dat ieder kind recht heeft op ontwikkeling. Het is de taak van de overheid om het kind daarin te (laten) ondersteunen. Een van de aspecten van ontwikkeling is taal. Het vlot kunnen spreken van een taal bevordert de deelname aan de samenleving. Het is daarom van wezenlijk belang dat (jonge) kinderen, ook buiten de school(m)uren, voldoende kansen krijgen om in een sfeer van vrije tijd, zonder formele of informele leerdruk, Nederlands te verwerven en van elkaar te leren, door onderlinge communicatie en vrije groepsparticipatie (‘spelend leren’).”

In de bestuursperiode 2019-2024 startte dan weer het ‘Leesoffensief’, dat ook in de toekomst van een grote betekenis blijft voor de leesbevordering en taalontwikkeling in Vlaanderen. Zie daarvoor uit het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029[3]:

We zetten het Leesoffensief verder.

Van leesbevordering maken we een speerpunt. De gecoördineerde en onderbouwde actieplannen uit ‘Een Leesoffensief voor Vlaanderen’ kunnen het verschil maken. Om tot een duurzaam en effectief beleid te komen, zorgen we beleidsdomeinoverschrijdend voor een adequate financiering binnen een passende beheerstructuur. Bibliotheken nemen een belangrijke centrale en maatschappelijke rol op.

Er is – naast vele andere initiatieven – ook ‘Boekstart’[4], een programma van Iedereen Leest, in samenwerking met onze openbare bibliotheken en Opgroeien.  Boekstart is het Vlaame leesbevorderingsprogramma voor baby’s en peuters. Het wil verder de samenwerking tussen bibliotheken, kinderopvanginitiatieven, Huizen van het Kind en andere lokale partners versterken om samen een stimulerend taal- en leesbeleid te voeren. Verder wil Boekstart de deskundigheid met betrekking tot interactief voorlezen en een stimulerend taal- en leesklimaat voor baby’s en peuters verhogen bij professionals en vrijwilligers in organisaties die met en voor kinderen werken.[5]

In wat volgt ligt de focus dan weer op initiatieven die helemaal in ons onderwijs zijn ingebed, in basis-, secundair en volwassenenonderwijs.

 

2. Basis- en secundair onderwijs

Basisonderwijs

In het gewoon basisonderwijs kreeg vooral de vervroeging van de verplichte taalscreening – die gelieerd was aan de nieuwe leeftijd waar op de leerplicht aanvangt – veel aandacht[6].   Niet langer bij de instroom in het lager onderwijs, maar wel bij de aanvang van het laatste jaar kleuteronderwijs nemen alle kleuters van vijf jaar uit erkende scholen verplicht deel aan een screening van hun taalvaardigheid Nederlands. Alle scholen gebruiken daarvoor hetzelfde taalscreeningsinstrument KOALA, dat werd ontwikkeld door het Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven).[7] 

De pendant en zelfs het uiteindelijke doel van die screening is het ontwikkelen van verplichte performante taalintegratietrajecten voor die kleuters die het Nederlands nog onvoldoende beheersen.  Als uit de screening blijkt dat een leerling daar nood aan heeft, moet de school een taalintegratietraject  aanbieden. De school beslist vrij hoe ze het taalintegratietraject invult en welke maatregelen ze inzet. Dat kan een taalbad zijn of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt.  Met ‘taalbad’ worden intensieve onderwijsinitiatieven bedoeld “die tot doel hebben de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie van een snelle integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan gedurende het basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig alternatief volgen.”[8]  

Ook voor leerlingen die in de loop van het lager onderwijs instromen en het Nederlands onvoldoende beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten volgen. 

Anderstalige nieuwkomers nemen dan weer geen deel aan de screening, maar krijgen hoe dan ook een taalintegratietraject.

Recente steekproef-gegevens uit de ‘Bevraging KOALA screening (najaar 2024)’[9] gaven alvast aan dat dat “84,5% van de kleuters die een KOALA screening aflegden scoorden in de groene zone. Voor deze leerlingen volstaat het verder en sterk inzetten op rijk Nederlands op school, waar uiteraard meteen ook alle kinderen bij gebaat zijn. 11,1% van de kleuters scoorden in de oranje zone en hebben mogelijk extra ondersteuningsmaatregelen nodig. 4,2% van de kleuters scoorden in de rode zone en hebben intensieve extra ondersteuningsmaatregelen nodig.”

Ter versterking van het duidelijke appel aan scholen en schoolteams om met ambitie werk te maken van taalintegratie, zijn hiervoor ook de nodige middelen vrijgemaakt, onder meer via een bijkomende inzet van 12 miljoen euro vanaf het schooljaar 2021-2022.[10] 

Ook in de vorige legislatuur zijn er bijkomende middelen  (20 miljoen euro) vrijgemaakt[11] , waar een aantal scholen – zowel uit basis- als uit secundair onderwijs – een beroep op kunnen doen, onder meer bij het vorm geven aan taalondersteunende maatregelen en taalintegratietrajecten.  Vanaf het schooljaar 2023-2024 wordt namelijk een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon voltijds onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen.   Als een onderwijsinstelling op de eerste schooldag van februari in schooljaar 2019-2020, 2020-2021 of 2021-2022 meer dan 50 procent regelmatige leerlingen had die beantwoorden aan het leerlingenkenmerk 'thuistaal niet Nederlands', komt ze in aanmerking voor extra werkingsbudget.  In 2023-2024 ontvingen 512 scholen een extra budget (xlsx, 48 kB).[12] 

 

Zoals het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 duidelijk maakt, gaan de huidige Vlaamse regering en de Vlaamse meerderheid verder op dit elan, en versterken ze dat nog:

  • Nederlands is de taal die leren mogelijk maakt, kansen geeft en ons allemaal verbindt. Als leerlingen genoeg Nederlands kennen, kunnen leraren zich meer focussen op hun kerntaak én pikken leerlingen meer op van de lessen. We zetten daarom in woord en daad in op Nederlands in het basisonderwijs.
  • Het niveau van het Nederlands moet omhoog bij alle leerlingen. Dat is onmisbaar voor gelijk een eerlijke kansen van kinderen en jongeren. Daarom ondersteunen we scholen inhoudelijk én financieel bij een sterk taalbeleid Nederlands voor alle leerlingen.[13]

Zonder daar in het kader van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving dieper op in te willen gaan, vertaalt deze ambitie van de regering en meerderheid zich ook in een aantal maatregelen, zoals het voorzien van extra oefenkansen, de actualisering van de KOALA-screening, via een verplichte taalscreening voor leerlingen die later instromen in ons basisonderwijs en het formuleren van ambitieuze en kennisrijke minimumdoelen Nederlands voor het kleuter- en lager onderwijs, die op het einde van het lager onderwijs ook op individueel niveau te bereiken zijn.

Secundair onderwijs

Ook voor het voltijds gewoon secundair onderwijs – dat in eerste instantie minder in de focus ligt van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving – bestaat er een verplichte screening, met een aantal mogelijke tijdelijke maatregelen als pendant.[14]  

Elke leerling die voor de eerste keer instroomt in het voltijds gewoon secundair onderwijs, wordt getest op het niveau van de onderwijstaal: Nederlands. Op basis van de screening beslist de school welke leerlingen tijdelijke maatregelen nodig hebben om hun kennis van het Nederlands bij te werken. 

Ook deze taalscreening is verplicht, zowel voor de scholen als voor de leerlingen. De scholen kiezen zelf hun screeningsinstrument. De screening vindt plaats na de inschrijving en is dus geen toelatingsvoorwaarde.

Alleen voor anderstalige nieuwkomers die instromen in het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers is de taalscreening niet verplicht. Voor die leerlingen werkt de school altijd een individueel taaltraject uit. 

Mogelijke maatregelen kunnen zijn: ‘inhaallessen Nederlands’, ‘Nederlands ter vervanging van één of meerdere andere vakken’ of ‘verplichte taallessen Nederlands tot maximum 3 uur bovenop de lessentabel en voor het volledige schooljaar of een deel ervan’.

Sterk verwant aan de derde genoemde maatregel is wat het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 als ambitie verwoordt:

Leerlingen die aan het eind van het basisonderwijs de minimumdoelen Nederlands volgens de klassenraad niet afdoende bereikt hebben, worden – als ze toch nog overgaan naar het secundair onderwijs – in het secundair onderwijs verplicht om wekelijks 3 lesuren extra Nederlands te volgen, bovenop de wekelijkse lessentabel.

Een ambitie die trouwens al deel uitmaakt van het voorontwerp van decreet over de lerenden en organisatie in het onderwijs, dat de Vlaamse Regering op 21 februari 2025 een tweede keer principieel goedkeurde[15] en waar het Vlaams parlement zich verder over zal buigen,  als en van zodra het voorontwerp door de regering ook definitief wordt goedgekeurd.

De klassenraad beslist welke tijdelijke maatregel(en) een leerling nodig heeft om de kennis van het Nederlands bij te werken.

Hoger in deze conceptnota verwezen we al naar het bijkomende werkingsbudget (20 miljoen euro) die in de vorige legislatuur zijn voorzien, waar ook scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs een beroep kunnen doen, wanneer 50 procent van hun regelmatige leerlingen beantwoorden aan het leerlingenkenmerk ‘thuistaal niet Nederlands’.[16]  

Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN)

Zowel ten aanzien van de taalscreening in het basis- als die in het secundair onderwijs, gaven we hoger in deze conceptnota al aan dat anderstalige nieuwkomers niet geacht worden om deel te nemen, en wel omdat ze hoe dan ook een taal(integratie)traject worden aangeboden.   Vaak situeert dit taal(integratie)traject zich in de OKAN-context, de context van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, zij het dat de organisatie ervan vaak anders is in het basisonderwijs dan in het secundair onderwijs.

Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers wordt georganiseerd voor jongeren die nieuw binnenkomen in ons land en het Nederlands onvoldoende beheersen. Doel is om hen zo snel mogelijk Nederlands te leren en hen te integreren in de klaspraktijk en in de samenleving.”[17]

In het basisonderwijs omvat het onthaalonderwijs (voor leerlingen van vijf jaar of ouder):

  • een onthaaljaar:
    • leerlingen die in september inschrijven, worden voor 1 schooljaar beschouwd als anderstalige nieuwkomer;
    • voor leerlingen die in oktober of later inschrijven, kan het onthaaljaar nog het hele volgende schooljaar verderlopen.
  • na het onthaaljaar worden die leerlingen ‘gewezen anderstalige nieuwkomer’ (GAN). Ook aan gewezen anderstalige nieuwkomers kan de school taalondersteuning aanbieden.

Basisscholen beschikken over meer mogelijkheden om onthaalonderwijs vorm te geven:

  • de anderstalige nieuwkomers opnemen in een bestaande klas;
  • een aparte leerlingengroep met anderstalige nieuwkomers maken;
  • beide mogelijkheden combineren;
  • in het lager onderwijs: een taalbad organiseren voor de anderstalige nieuwkomers, eventueel samen met andere anderstalige leerlingen.

In het voltijds secundair onderwijs bestaat het onthaalonderwijs uit:

  • een onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers (in een ‘aparte onthaalklas’);
  • ondersteuning, begeleiding en opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers door een vervolgschoolcoach in het vervolgonderwijs

En ook in een centrum voor deeltijds onderwijs krijgen anderstalige nieuwkomers onthaalonderwijs, maar niet in een aparte onthaalklas.

Scholen in het basisonderwijs kunnen rekenen op aanvullende lestijden vanaf een bepaald aantal OKAN-leerlingen (4 leerlingen voor autonome kleuter- of lagere scholen en 6 leerlingen voor basisscholen, als er wordt geteld per school – 12 leerlingen als er wordt geteld op niveau scholengemeenschap).[18] [19]  Rechtvaardiger en daarom ook aangewezen zou zijn om ook in het basisonderwijs vanaf de eerste leerling deze lestijden te voorzien (of om de ondersteuning op een ‘procentuele basis’ toe te wijzen).  Het pleidooi daarvoor is al langer bekend.[20]

 

Als het Nederlands onze bindende kracht is én de sleutel tot een succesvolle schoolcarrière, dan is het vanzelfsprekend dat taal(integratie)trajecten en onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het basis- en secundair onderwijs blijvend prioriteit krijgen van een overheid binnen haar “aanklampend, overkoepelend en ambitieus beleid”.[21]

 

3. Volwassenenonderwijs

NT2-trajecten in het volwassenenonderwijs (Centra voor Volwassenenonderwijs en Centra voor Basiseducatie)

Er zijn verschillende NT2-aanbieders in Vlaanderen, elk met hun eigen aanpak en doelpubliek. Een belangrijk deel van dat aanbod is door de Vlaamse overheid erkend, gesubsidieerd of gefinancierd: de  Ligo Centra voor Basiseducatie, de Centra voor volwassenenonderwijs, Universitaire talencentra en  VDAB, Actiris en Syntra.  Bij de meeste van die NT2-aanbieders is er veel variatie in lesfrequentie (aantal lestijden per week), lesmoment (voormiddag, namiddag, avond, weekend), locatie (verspreid over Vlaanderen en Brussel) en onderwijsvorm (contactonderwijs, afstandsonderwijs, zelfstudie, gecombineerd traject), om zo een behoeftegericht en behoeftedekkend aanbod te kunnen garanderen voor anderstaligen in Vlaanderen. Wat het hele NT2-aanbod in Vlaanderen wel gemeen heeft, is dat het modulair georganiseerd is.[22]

Opleidingen Nederlands als tweede taal (NT2) nemen een belangrijke plaats in het Vlaamse volwassenenonderwijs in. Al sinds het schooljaar 2013-2014 ligt het aantal unieke inschrijvingen in een opleiding NT2 en alfabetisering NT2 hoger dan 100.000. Om een idee te geven: in 2020-2021 was het NT2- onderwijs met ruim 109.000 unieke inschrijvingen goed voor 37% van het totale aantal inschrijvingen in het volwassenenonderwijs (Statistiek Vlaanderen, 2022)[23]

Meer recente cijfers – van 19 september 2024 over het schooljaar 2022-2023 bevestigen dit beeld. Meer nog, de geschetste tendens blijkt nog te zijn versterkt:

Het totaal aantal unieke inschrijvingen in een opleiding NT2 en alfabetisering NT2 lag in het schooljaar 2022-2023 op iets meer dan 141.000. Dat is goed voor 39% van het totaal aantal unieke inschrijvingen in het volwassenenonderwijs.  In het schooljaar 2022-2023 waren er bijna 111.000 unieke inschrijvingen in het studiegebied NT2 van het secundair volwassenenonderwijs. Daarnaast telden de centra voor basiseducatie (CBE’s) bijna 14.000 unieke inschrijvingen in het leergebied NT2 en bijna 17.000 in het leergebied alfabetisering NT2.  In 2022-2023 steeg het aantal unieke inschrijvingen in alle studie- en leergebieden NT2. Dat was ook het geval in 2021-2022. In 2019-2020 en 2020-2021 daalde het totaal aantal unieke inschrijvingen in het secundair volwassenenonderwijs. In de CBE’s daalde het totaal aantal inschrijvingen NT2 en alfabetisering NT2 in 2019-2020, maar vanaf 2020-2021 steeg het daar opnieuw. Dat was vooral het gevolg van een stijging in het leergebied alfabetisering NT2.”[24]

Helemaal terecht besteedt deze analyse ook aandacht aan het aanbod dat de Centra voor Basiseducatie in het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal.[25]

“Voor anderstalige, laaggeschoolde volwassenen die beter Nederlands willen leren verstaan, spreken, lezen en schrijven. Dit aanbod is bedoeld voor mensen die niet kunnen lezen en schrijven in hun moedertaal. Wie kan lezen en schrijven in een ander letterschrift, b.v. Arabisch, Thaïs, …, maar niet in ons alfabet, kan ook in een groep uit dit aanbod instappen. In alle groepen staat het leren in functie van het dagelijks leven centraal.”[26]

En zonder enige twijfel verdient ook het ‘Nederlands moedertaal (NT1)’-aanbod van onze Centra voor Basiseducatie meer aandacht dan het vandaag wel eens krijgt[27].  Het is een aanbod voor volwassen moedertaalsprekers die niet hebben geleerd om te lezen en te schrijven.  Het is een aanbod dat cursisten versterkt om hun plaats in te nemen in de samenleving, om te kunnen deelnemen aan de samenleving en om er zelf mee vorm aan te geven.  Het is ook een aanbod dat voorbereidt op vervolgopleidingen.  Ambitieus beleid op het vlak van Nederlands moet ook voor deze doelgroep en voor dit voor hen cruciale aanbod oog blijven hebben.

Het is en blijft – ook voor de indieners van deze conceptnota  -een evidentie dat de Vlaamse overheid blijft investeren in een rijk en toegankelijk aanbod, via het volwassenenonderwijs – de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs - of via Universitaire Taalcentra, om zo op een flexibele manier voldoende taalopleidingen Nederlands te garanderen, zonder wachttijden en met oog voor een goede regionale spreiding en nabijheid.

“Gelet op de kracht van dit onderwijs voor maatschappelijke integratie en inburgering, bekijken we hoe we de centra voor volwassenenonderwijs en basiseducatie kunnen blijven ondersteunen bij het voorzien van een aanbod gericht op NT2, tweedekansonderwijs en functionele geletterdheid.”[28]

Als het Nederlands onze bindende kracht is, als het de sleutel vormt tot het benutten van de gelijke kansen die Vlaanderen biedt, en als onderwijstrajecten van kinderen worden versterkt wanneer ook hun ouders het Nederlands beheersen, dan is het vanzelfsprekend dat het aanbod Nederlands (NT2, alfabetisering NT2 en NT1) – in het bijzonder dat van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs – blijvende prioriteit krijgt van een overheid binnen haar “aanklampend, overkoepelend en ambitieus beleid”.[29]

Inburgeringstrajecten

Cursisten die zich inschrijven voor een NT2-opleiding hebben daar uiteenlopende redenen voor.  Een heel belangrijke reden is inburgering: nieuwkomers volgen een inburgeringstraject volgen waarvan lessen NT2 een onderdeel vormen. Anderen volgen – los van het inburgeringstraject of na afloop – een opleiding Nederlands, bijvoorbeeld omdat ze vlot willen kunnen communiceren met vrienden en familie, omdat ze hun kansen op de arbeidsmarkt willen vergroten of omdat ze zich willen inschrijven in het hoger onderwijs en daarvoor eerst moeten slagen voor een taaltest.[30]

De Vlaamse Regering gaf in een nota die werd goedgekeurd op 17 juli 2020 een verdere operationalisering aan de plannen uit het regeerakkoord 2019-2024 om het inburgeringsbeleid verder te versterken. Deze operationalisering vroeg ook om een aantal aanpassingen aan het decreet volwassenenonderwijs. Meer specifiek gaat het over een aanpassing van de bijdrage die inburgeraars betalen om deel te nemen aan de opleidingen NT2, de invoering van NT2-testen en de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid voor het opleidingsaanbod NT2 in de centra voor basiseducatie tot niveau B1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.”[31]

In het vernieuwde inburgeringstraject wordt zeer sterk de klemtoon gelegd op het verwerven  van voldoende kennis van de Nederlandse taal.  En dat is volkomen terecht.  De kennis van de taal is de eerste en belangrijkste voorwaarde tot integratie.  Daarom wordt van inburgeraars verwacht dat ze twee jaar na het behalen van hun attest het taalniveau B1 mondeling halen. 

Het gaat hier om het versterken van mensen die in onze samenleving verder hun leven willen op- en uitbouwen.  Het vernieuwde inburgeringstraject moet hen daar beter toe wapenen en hen de nodige tools in handen geven om hen optimaal in onze samenleving te laten integreren.   Bedoeling van deze aanpassingen is om inburgeraars beter voor te bereiden op onze maatschappij en hun kansen in onze samenleving aanzienlijk te vergroten.  Daarbij wordt een grotere inspanning van de inburgeraar gevraagd maar tegelijkertijd worden hem ook meer kansen geboden door het aanreiken van de hefbomen om als een volwaardige burger te kunnen functioneren.  Dat is immers de finale doelstelling van het inburgeringsbeleid: nieuwkomers de noodzakelijke kennis en vaardigheden bijbrengen zodat ze volop kunnen deelnemen aan onze samenleving. 

Ook het beleidsdomein Onderwijs en Vorming heeft een belangrijke opdracht op het vlak van het integratie- en inburgeringsbeleid. De centra voor basiseducatie, centra voor volwassenenonderwijs en de universitaire talencentra staan in voor de verwerving van de Nederlandse taal door inburgeraars. Dit door het aanbieden van een laagdrempelig en hoogkwalitatief aanbod van opleidingen Nederlands tweede taal, dit op maat van de inburgeraar, rekening houdend met schoolse ervaring, mate van geletterdheid in de eigen taal, voorkennis en cognitieve sterkte. Het kader voor de organisatie van deze opleidingen NT2 zit in grote mate vervat in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.[32]

Dat ook de huidige Vlaamse Regering zijn ambitie wat inburgering en integratie uitdrukkelijk verbindt met het verwerven van het Nederlands, kan onmogelijk nog verrassen:

“Goede taalkennis is een essentiële voorwaarde voor participatie en om betere perspectieven te hebben op de arbeidsmarkt. We trekken daarom het vereiste taalniveau op naar B1 mondeling. We zorgen voor alle noodzakelijke ondersteuning en flankerende maatregelen om dat niveau vlot te behalen, met bijzondere aandacht voor wie daarnaast ook voltijds werkt.”[33]

“We geven anderstalige nieuwkomers in Vlaanderen alle kansen om onze taal goed te leren. De centra

voor volwassenenonderwijs en basiseducatie zetten prioritair in op cursussen Nederlands, zeker voor

ouders met schoolgaande kinderen.”[34]

“Al doende Nederlands leren wordt sterk ondersteund, ook buiten het klassieke inburgeringstraject of buiten de klascontext. Dat doen we onder andere door taaloefenkansen en ondersteuning bij taal(promotie)beleid te voorzien, in samenwerking met lokale besturen, verenigingen, en bedrijven. Zo stimuleren we om Nederlands te leren en oefenen in de hele samenleving.”[35]

“Samen met gelijkgezinde lidstaten en regio’s ijveren we op Europees niveau om de inburgeringsplicht en minstens ook de plicht om Nederlands te leren ook mogelijk te maken voor situaties waar dat vandaag uitgesloten is.  Daarnaast moedigen we ook anderstalige Belgen die zich in Vlaanderen komen vestigen aan om taalcursussen Nederlands te volgen.”[36]

Het zijn onder meer die passages uit het Vlaams regeerakkoord die aanleiding hebben gegeven tot de mededeling van 4 april 2025 van Vlaams minister van Binnenland, Steden- en Plattelandsbeleid, Integratie en Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij, Hilde Crevits, over ‘de weg naar B1 mondeling in het kader van het inburgeringstraject[37].

In die mededeling legt minister Crevits onder meer de focus op lesmomenten in een dagelijkse context:

We kiezen daarom, aanvullend naast het klassikale aanbod, voor taallessen aangepast aan de context en gebruiken als kader de 7 rollen van een taalleerder die vandaag in de “maatwerkhoeken” van NT2 gebruikt worden: de beheerder huisvesting en gezinsadministratie, de consument, de cursist/student, de vrijetijdsbesteder, de opvoeder, de werkende en de werkzoekende. Dit doen we door o.a. meer in te zetten op lesmomenten op de school van de kinderen tijdens de schooluren of op de werkvloer van een cursist gedurende zijn werkuren. Enkel zo worden de werkvloer en leefwereld van cursisten een  taalmotor  voor  mensen  die  het  Nederlands  niet  afdoende  machtig  zijn.

(…)

Voor  de  verdere  uitwerking  van  het  contextgericht  leren  van  het  Nederlands  zal  samengewerkt worden met de Minister van Onderwijs.”

Een tweede belangrijke focus van de genoemde mededeling is het ‘maximaal inzetten op oefenkansen en taalondersteuning. In dat verband geeft minister Crevits onder meer het volgende aan:

“Gezien het belang van taaloefenkansen naast taallessen, zullen oefenkansen meegenomen worden in het  Nederlandse  leertraject  van  inburgeraars. Samen  met  de  inburgeraar  worden door  de agentschappen en het Huis van het Nederlands ook hiervoor de noden op verschillende momenten in  het  leertraject  nagegaan en  maximaal  ingezet  op  bijkomende  oefenkansen  Nederlands  op  maat.”            

Dit doen ze [de agentschappen integratie en inburgering] door werkgevers,  scholen,  lokale  besturen,  sportverenigingen  en  andere  organisaties te sensibiliseren  en samen een  visie  te  ontwikkelen  op  oefenkansen, deze inhoudelijk  en  praktisch  uit  te  werken, vrijwilligers op te leiden, en lokale en regionale netwerken over het onderwerp op te zetten.”

De derde focus van de mededeling is dan het ‘eigenaarschap en nauwgezette opvolging gedurende het NT2-traject’.   “Het is belangrijk dat de inburgeraar vanaf de start eigenaarschap opneemt voor zijn taalleertraject”’, lezen we.  En daarom is het belangrijk dat de agentschappen en het Huis van het Nederlands aan de start van het inburgeringstraject “een intakegesprek met de inburgeraar” voeren.  “Gedurende deze intake bepalen zij het leerprofiel van de inburgeraar en gaan zij, samen met de inburgeraar, op zoek naar het meest geschikte NT2-aanbod op maat.”

 

Als het Nederlands onze bindende kracht is en de basisvoorwaarde vormt voor de integratie van nieuwkomers, dan is het vanzelfsprekend dat in inburgeringstrajecten de klemtoon meer dan ooit op onze taal ligt en de overheid ook op dat vlak een “aanklampend, overkoepelend en ambitieus beleid” voert.[38]

 

II.Uitdagingen, opportuniteiten en inspirerende initiatieven

  1. Uitdagingen

Een beleid ‘Nederlands’ dat ervoor kiest om ‘overkoepelend’ te zijn, stelt zich ook tot ambitieus en veeleisend doel om op zoek te gaan naar wegen om paradigma’s waarbinnen ‘verkokering’ zich als een aantrekkelijke keuze aandient, te overstijgen.

In dat kader is het geen nieuw inzicht dat het beter afstemmen van taalintegratietrajecten voor kinderen op die van hun ouders tot meer leerwinst kan leiden binnen gezinnen voor wie een betere en rijkere beheersing van het Nederlands een streefdoel is.  Zowel bij kinderen/leerlingen als bij hun ouders kan zo’n aanpak drempelverlagend werken en ervoor zorgen dat de betrokkenheid bij hun taalintegratietrajecten groter wordt.

Het is een inzicht dat ook wordt verwoord in doelstellingen en acties van het ‘Strategisch Plan Geletterdheid 2017-2024’.[39]:

  • strategische doelstelling 2: We zetten in op het verhogen van geletterdheid binnen de familie-omgeving om het doorgeven van laaggeletterdheid van generatie op generatie te doorbreken.
    • operationele doelstelling: Het structureel verankeren van geïntegreerde geletterdheidstrajecten voor ouders met kinderen in het basis- en secundair onderwijs, die passen binnen het geletterdheidsbeleid van een school (dat afgestemd is op het diversiteit-, taal- en armoedebeleid van die school)
      • actie 2: Voor ouders kansen creëren om hun geletterdheid te verhogen in de context van het leerplichtonderwijs van hun kinderen
        • met onder meer voor:
          • De Centra voor Basiseducatie:
            • 5. Organiseren in samenwerking met scholen van het leerplichtonderwijs een geïntegreerd en functioneel geletterdheidsaanbod op maat van ouders.

 

Het is op deze dynamiek uit het Strategisch Plan Geletterdheid dat de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving willen verder bouwen op weg naar een structurele verankering van meer geïntegreerde taal(integratie)trajecten voor leerlingen – in eerste instantie van het basisonderwijs - en hun ouders.

Het beter vorm geven van een overkoepelend beleid en beslissende stappen zetten in het beter op elkaar afstemmen en integreren van taal(integratie)trajecten van leerlingen en hun ouders, dat zijn de doelen die de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving zich stellen.  Het aanvullen van deze lacune, dat is waar deze conceptnota voor nieuwe regelgeving mee wil toe bijdragen.

2. Opportuniteiten

De indieners van deze conceptnota zijn er ook van overtuigd dat de tijd rijp is, dat de omstandigheden gunstig zijn, om daar via deze weg spoedig werk van te maken.  In het spoor van de cd&v-congrestekst ‘Respect’[40] en het cd&v-verkiezingsprogramma 2024-2029[41] formuleert het Vlaams regeerakkoord namelijk volgende heldere ambitie:

“Via een structurele samenwerking tussen het basis- en secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs stemmen we de taalintegratietrajecten voor leerlingen en ouders beter op elkaar af. Zowel bij ouders als bij kinderen werkt zo’n aanpak drempelverlagend en groeit de betrokkenheid bij de taalintegratietrajecten.”[42]

Een ambitie die trouwens ook is opgenomen in de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2024-2029, van minister Zuhal Demir.[43]

Dat de omstandigheden gunstig zijn, leert ons ook bladzijde 8 van het
het ‘centenboekje’, waar duidelijk wordt dat er deze beleidsperiode zowel voor het versterken van het Nederlands in het kleuter-, lager en volwassenenonderwijs bijkomende middelen zullen worden ingezet.[44] 

 

In haar presentatie van haar  ‘beleidsnota’ en van de ‘BBT2025 Onderwijs en Vorming’ bevestigde minister Zuhal Demir deze ambitie waar ze betrekking heeft op het begrotingsjaar 2025:

Zonder het secundair onderwijs van het ‘toepassingsgebied’ van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving te willen uitsluiten, zorgden deze laatst genoemde vaststellingen ervoor dat de indieners ervan zich in eerste instantie willen richten op een structurele samenwerking tussen het basisonderwijs en het volwassenenonderwijs om taal(integratie)trajecten voor leerlingen en ouders beter op elkaar af te stemmen.

Een andere, meer specifieke opportuniteit vinden de indieners van de conceptnota in de ambitie van het Vlaamse regeerakkoord, om in te zetten op het versterken van het engagement van ouders van schoolgaande kinderen ten aanzien van het  Nederlands en, bij uitbreiding, om de betrokkenheid van ouders – als eerste en belangrijkste opvoeders – bij het onderwijs- en schooltraject van hun kinderen te vergroten.    In het bijzonder wat de ‘ouderbetrokkenheid bij kleuters’ betreft weten we onder meer dat de betrokkenheid van ouders bij het (kleuter)onderwijs belangrijke leerwinst kan opleveren en dat meer specifiek de ontwikkeling van de vaardigheden van ouders zelf een middelgroot effect op het leerproces van hun kinderen kan hebben.[45]  Ook Klasse wijdde al eerder een artikel aan dit inzicht van Leerpunt.[46]

Wat daarbij geldt voor ‘ouders in armoede’, is in belangrijke mate ook van toepassing op veel anderstalige of laaggeletterde ouders:

“De betrokken ouders missen eveneens zowel de middelen als het sociaal kapitaal om de brug te slaan. Hoewel voldoende financiering zorgt voor een stevige basis (minder zorgen voor scholen en gezinnen), is het eveneens belangrijk om die kloof te overbruggen. Het is niet eenvoudig voor ouders of scholen om dat op eigen kracht te doen. Ouders in armoede ervaren vaak een gevoel van schaamte. Samen met nog een heleboel andere drempels maakt het hen moeilijk om met de school in gesprek te gaan.”[47]

 

“Het vergroten van ouderbetrokkenheid – activiteiten van ouders thuis en op school ter ondersteuning van het leren van hun kind – kan gemiddeld een leerwinst van twee tot drie maanden opleveren. Dat maakt ouderbetrokkenheid een krachtig instrument om leerachterstanden terug te dringen. Dit geldt zowel voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden bij jonge kinderen, als voor het aanleren van non-cognitieve (sociale) vaardigheden bij oudere kinderen. Door ouders meer te betrekken bij het onderwijs van hun kinderen kunnen scholen hun invloed substantieel verbreden”, schrijven de auteurs van ‘Betrekken van ouders. Kansrijke aanpakken voor het vergroten van ouderbetrokkenheid”.[48]

Als eerste twee basisingrediënten van een integrale aanpak om ouderbetrokkenheid te verhogen, verwijst deze studie naar volgende fundamenten:

  • het opbouwen van een duurzame en gelijkwaardige relatie met ouders.
  • het communiceren met ouders over hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen.

“Een stabiele relatie tussen school en ouder(s) is cruciaal om ouderbetrokkenheid te vergroten. Van de drie fundamenten van de integrale aanpak geldt het opbouwen van deze relatie – die wordt aangeduid als ‘educatief partnerschap’ – als de ‘gemakkelijkste’. Ouders en school die goede educatieve partners zijn, communiceren onderling veel beter en effectiever. Daardoor kunnen ze elkaar beter helpen in de pedagogische en onderwijskundige ondersteuning van kinderen. Het vergt de nodige tijd, aandacht en volharding voordat de relatie zich vertaalt in ouderbetrokkenheid.”[49]

“Ouders die een goed beeld hebben van hoe hun kind op school presteert en hoe het zich gedraagt, zijn meer betrokken dan ouders die dat niet weten. Daar is een belangrijke rol voor scholen weggelegd. Door ouders goed te informeren over hoe zij hun kinderen kunnen helpen en begeleiden, dragen scholen bij aan een hogere ouderbetrokkenheid.”[50]

Als derde basisingrediënt, als derde fundament voor een integrale aanpak wijzen de auteurs op de intensieve aanpak die ten aanzien van een aantal ouders noodzakelijk is om tot een hogere ouderbetrokkenheid te komen:

“In sommige situaties volstaan de eerste twee fundamenten niet. Soms is gelijkwaardig contact en een goede communicatielijn en -voorziening niet genoeg om ouders (meer) bij het onderwijs van hun kinderen te betrekken. De pijnlijke realiteit is dat het in deze gevallen vaak juist gaat om kinderen die meer steun en oefening nodig hebben. Daarom kunnen scholen – in nauwe samenwerking met sociale partners – in deze situaties kiezen voor een intensievere aanpak, bijvoorbeeld door huisbezoeken of speciale trainingsprogramma’s voor ouders. Deze activiteiten zijn weliswaar intensief, maar doorgaans ook heel effectief.

Voor sommige kinderen is een intensievere aanpak nodig om de betrokkenheid van hun ouders te vergroten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor kinderen die moeilijkheden hebben met beginnend lezen of kinderen met gedragsproblemen. Tot de doelgroep van deze intensieve programma’s behoren vaak laaggeletterde ouders, veelal met een migratieachtergrond waardoor hun Nederlandse taalvaardigheid beperkt kan zijn.”[51]

 

In dat verband verdient het zeker aanbeveling om aan het onderzoek naar productieve interventies voor thuisbetrokkenheid ‘Taalkrachtige partnerschappen tussen scholen en ouders’ de nodige aandacht te besteden[52].  Hier verwijzen de indieners van de conceptnota in het bijzonder naar de daar genoemde types interventies die onder ‘thuisbetrokkenheid verhogen’ vallen en waarbij “ouders gestimuleerd [worden] om thuis betrokken te zijn bij het onderwijs en de (taal)ontwikkeling van hun kinderen, door samen te lezen, via andere manieren talige interactie te stimuleren of hun kinderen te helpen met huiswerk.”[53]:

  • Samen lezen

Het betreft hier interventies die ouders en kinderen aanmoedigen om samen te lezen (ongeacht het materiaal en de taal van het materiaal). Meestal zetten deze interventies aan om thuis te lezen, maar soms wordt ook een klassikale component aangeboden, waarbij ouders in de klas komen (voor)lezen, of spelen belangrijke locaties in de buurt (bijvoorbeeld de bibliotheek) een rol. In het onderzoek van Jeynes (2012), die verschillende programma’s om ouderbetrokkenheid te bevorderen vergeleek, bleek dat deze interventie de grootste impact had op de algemene leerprestaties van de leerlingen (in vergelijking met het taalleren van ouders, het verbeteren van school-oudercommunicatie of een gelijkwaardig partnerschap; andere types interventies werden door Jeynes niet onderzocht). Andere literatuurstudies en ook de Vlaamse praktijkdeskundigen stellen deze aanpak echter in vraag omdat samen lezen niet evident is voor laaggeletterde ouders (Caesar & Nelson, 2014). De focus op andere vormen van talige interactie tussen kinderen en ouders vormt volgens hen een goed alternatief

  • Andere talige activiteiten

Naast samen lezen zijn er nog heel wat andere praktijken die aanzetten tot de taalontwikkeling van kinderen en die via interventies gestimuleerd kunnen worden. Dat zijn bijvoorbeeld familiegeletterdheidsprogramma’s, die inzetten op het ontwikkelen van de geletterdheid van kinderen én hun (anderstalige of laaggeletterde) ouders. In dergelijke programma’s worden ouder en kind gestimuleerd om op verschillende manieren met elkaar in interactie te gaan,  bijvoorbeeld door het vertellen van verhalen, het zingen van liedjes, het maken van tekeningen, … (He & Thompson, 2022; St. Clair & Jackson, 2006; Mendez, 2010; Caesar & Nelson, 2014; Kim & Song, 2019; Snell et al., 2021).

  • Huiswerkbegeleiding

Dit zijn initiatieven waarin ouders worden aangespoord om hun kinderen te begeleiden bij het maken van huiswerk. Huiswerkbegeleiding van ouders heeft meestal een positief effect op de algemene leerprestaties van kinderen, maar het is belangrijk dat dit op de juiste manier gebeurt (Patall et al., 2008; Jeynes, 2012). Patall en collega’s (2008) toonden aan dat het verbeteren van de leeromgeving om huiswerk te maken, het samen werken aan huiswerkgewoontes en het stellen van regels en het houden van toezicht een positief effect hebben. Enkel het controleren van huiswerk heeft dan weer een negatief effect.

 

Als vanzelfsprekend biedt ook de mededeling van 4 april 2025 van Vlaams minister van Binnenland, Steden- en Plattelandsbeleid, Integratie en Inburgering, Bestuurszaken, Sociale Economie en Zeevisserij, Hilde Crevits, over ‘de weg naar B1 mondeling in het kader van het inburgeringstraject[54] (zie ook hoger in deze conceptnota) bijzondere opportuniteiten voor die ouders die in het kader van het inburgeringstraject op weg zijn naar ‘B1 mondeling’ en voor hun kinderen .

Taal(leer)trajecten van ouders en taal(integratie)trajecten van hun kinderen die op elkaar zijn afgestemd, bieden zonder veel twijfel unieke mogelijkheden:

  • om lesmomenten in de dagelijkse context – in het bijzonder in de school van de kinderen – mogelijk te maken;
  • om oefenkansen op maat te bieden voor de ouders in hun rol als opvoeder en als eerste verantwoordelijke voor het onderwijstraject van hun kinderen;
  • om contextgericht leren mogelijk te maken in een taalleertraject, waarvoor de ouder/inburgeraar het eigenaarschap opneemt.

 

En ook Katholiek Onderwijs Vlaanderen – zo blijkt in een artikel over het nieuwe beleidsplan van de organisatie[55] - formuleert de ambitie om “om scholen te laten samenwerken met het volwassenenonderwijs om ouders Nederlands te laten leren op de school van hun kind”.

 

Een laatste maar niet minste opportuniteit is zonder enige twijfel dat we op weg naar structurele samenwerking tussen het basisonderwijs en het volwassenenonderwijs om taal(integratie)trajecten voor leerlingen en ouders beter op elkaar af te stemmen, niet van een wit blad moeten vertrekken.

Zowel Vlaamse als buitenlandse initiatieven kunnen namelijk inspirerend zijn voor structurele samenwerking tussen het basisonderwijs en het volwassenenonderwijs om zo taal(integratie)trajecten voor leerlingen en ouders beter op elkaar af te stemmen.

Omdat de indieners dit als een niet te onderschatten meerwaarde zien, krijgt een aantal inspirerende initiatieven hieronder een plaats in een apart onderdeel van deze conceptnota.

 

3. Inspirerende initiatieven

Eerst keren we graag terug naar het Strategisch Plan Geletterdheid 2017-2024 en maken we via de evaluatie[56] ervan kennis met inspirerende initiatieven op weg naar het beoogde doel van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving.

Met betrekking tot ‘OD 2.5 Organiseren in samenwerking met scholen van het leerplichtonderwijs een geïntegreerd en functioneel geletterdheidsaanbod op maat van ouders’ leren we dat er in 10 van de 13 Centra voor Basiseducatie meerdere succesvolle trajecten bij scholen liepen.  Twee voorbeelden ervan zijn:

  • Kaap: door Ligo en CVO in basis- en secundaire scholen.
    • Anderstalige ouders kunnen lessen Nederlands volgen op de school van hun kind.
    • Doelpubliek: we programmeren met NT2-modules, maar in praktijk zowel NT2 als Alfa-cursisten.
    • Doel: ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie verhogen
  • Schoolklap samenwerking met schoolbrug.
    • 1x per week taaloefenkans/conversatie rond schoolse thema’s, opvoeding, verhogen van ouderbetrokkenheid. Mijn kind gaat naar school, ik ook.
    • Inhoud: Nl leren, wat gebeurt er in de klas, hoe pakt de leerkracht het aan, hoe kan ik mijn kind thuis ondersteunen?

Maar ook in de media kreeg een aantal inspirerende initiatieven de verdiende aandacht[57]:

“CVO Crescendo, een school voor volwassenenonderwijs, gaat een speciale cursus Nederlands voor anderstaligen geven in 6 basisscholen in Mechelen. Die is bedoeld voor ouders die kinderen hebben in die scholen. Crescendo hoopt dat anderstalige ouders het zo makkelijker zullen vinden om Nederlands te leren en dat dan ook sneller zullen doen. 

Ook de basisscholen zelf zouden er voordelen moeten kunnen uithalen. Omdat die ouders nu zelf les komen volgen in de school, zouden ze er meer contact mee kunnen hebben. In de lessen zal ook uitgelegd worden hoe de school werkt. Dat moet ervoor zorgen dat de ouders zich meer betrokken gaan voelen bij de school en meer gaan meewerken met bepaalde activiteiten bijvoorbeeld.

De anderstalige ouders krijgen ook woordenschat mee die te maken heeft met de school en de werking ervan zelf.”

Evenzeer inspirerend is het project ‘Ouders en school’[58] van Ligo Oost-Brabant, een project dat mee vorm zou hebben gekregen via Edusprong-middelen en dat de betrokkenheid bij de school wil vergroten bij laagopgeleide Nederlandstalige of anderstalige ouders.

Zonder de meerwaarde van andere (genoemde) initiatieven te willen onderschatten, grijpen de indieners van deze conceptnota graag nog even terug naar twee vermelde initiatieven die ook in de evaluatie van het Strategisch plan geletterdheid voorkomen, ‘KAAP’ en ‘Schoolklap’.

Vandaag vormen ze – in een samenwerking tussen ‘Atlas, Integratie en inburgering Antwerpen’, de stad Antwerpen, ‘De Schoolbrug’, centra voor basiseducatie en volwassenenonderwijs en het Antwerpse onderwijsveld - samen ‘Nederlands voor anderstalige ouders’, dat anderstalige ouders de kans blijft bieden om Nederlands te leren op de school van hun kind, in de context van hun schoolgaande kind.

Met het project ‘Nederlands op school voor ouders’, Kaap en Schoolklap, bouwen we een bereikbaar, haalbaar en effectief aanbod uit voor anderstalige ouders om Nederlands te leren en te oefenen vertrekkend van de relatie met de school en de opvoeding van hun kind.  Bij het Kaap-project volgen ouders gedurende een volledig schooljaar Nederlandse les op de school van hun kind(eren). Met Schoolklap kunnen de ouders Nederlands oefenen op de school van hun kind.”  [59]

“De cursisten geven aan dat ze Nederlands leren om de kinderen te helpen. “Als er brieven komen van school, wil ik weten wat erin staat”. “Ik wist niet dat ik de agenda moest handtekenen, nu let ik op de brieven in de schooltas”. “We leren wat wij kunnen doen, wat de school kan doen en wat het kind kan doen. Ik had geen weet van de schoolregels. Ik wist ook niet dat ik elke dag een handtekening in de agenda moest zetten.” “[60]

“Ik merk wel dat mijn leerlingen waarvan de mama’s taalonderwijs volgen, graag naar school komen. Ze kunnen zich beter integreren in de klas, omdat ze sneller de taal oppikken via de ouders. Leerlingen van ouders uit de Kaap-klas worden thuis ook ondergedompeld in de Nederlandse taal en krijgen vaker de taal horen. De leerlingen zien ook dat hun ouders aan het leren zijn en zijn zo gemotiveerd om mee te leren.”[61]

‘Nederlands voor anderstalige ouders’ biedt een bijkomende houvast omdat het KAAP-onderdeel al sinds het schooljaar 2007-2008 wordt georganiseerd in de Antwerpse basisscholen.  Met het vijfde KAAP-jaar voor de boeg,  verscheen al in 2012 een onderzoek ernaar van Joke Drijkoningen,  met als titel ‘Zij kwamen van verre en rondden de Kaap. Anderstalige ouders over taal en ouderbetrokkenheid’.[62]  Ook vandaag blijkt en blijft dat een boeiend werkstuk, waar de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving volgende inspirerende fragmenten uit de ‘aanbevelingen’ willen aangeven:

  • Kaap moet blijven inzetten op een NT2-aanbod in en afgestemd op de school. Dit onderzoek laat zien dat een gecontextualiseerd aanbod, namelijk een taalaanbod afgestemd op de communicatie met de school, zijn effect niet mist. De Kaapouders hebben een sterke vooruitgang gemaakt in hun Nederlandstalige communicatie met de school. Maar ook worden drempels verlaagd naar de school toe, komen Kaapouders veel meer te weten over de school en neemt hun zelfvertrouwen toe. Dit, door in de Kaapgroep aan de slag te gaan met materialen van de school, te werken aan relevante talige doelstellingen in de schoolcontext en contacten te leggen met de school. Anderstalige ouders kunnen tijdens Kaap mee participeren in de school en in de schoolloopbaan van hun kinderen terwijl ze Nederlands leren. Ze leren Nederlands door te participeren.
  • Zoals in de eerste paragraaf gesteld moeten Kaaplesgever blijven inzetten op een gecontextualiseerd aanbod. Voor de Kaapouders blijkt niet alleen meer taalvaardigheid belangrijk, maar evenzeer begrip van het schoolse leven en betrokkenheid bij de school en schoolloopbaan van hun kinderen. Door met de Kaapouders al doende te werken aan een verbetering van de communicatie met de school en door de school in de Kaapklas binnen te brengen, leggen Kaapouders een hele weg af tijdens het Kaapjaar en blijken zij ook achteraf voldoende gewapend om te communiceren met en betrokken te zijn bij de school.

 

Ook voorbeelden uit het buitenland kunnen verrijkende informatie aanreiken.  In een niet-exhaustief overzicht en zonder er in detail op in te gaan, kunnen volgende initiatieven daar wellicht mee voor zorgen.

Uit 2014/2015 dateert het project ‘Parents’ Integration through Partnership’ uit het Verenigd Koninkrijk[63].  Doelstelling ervan was onder meer om moeders met een niet-EU nationaliteit en een nog niet sterk ontwikkelde kennis van het Engels te bereiken en te ondersteunen om:

  • Improve their language skills
  • Increase their involvement and participation in their children’s school and build meaningful links with school staff, other parents and local stakeholders
  • Develop the skills, confidence and understanding to support their child’s learning at home and at school

Of – al uit 2003 – is er het Franse project  ‘Famille à l’école’[64], dat in Straatsburg, in de wijk Koenigshoffen, werd uitgerold:

  • Le projet consiste à permettre à des parents d’acquérir les connaissances et repères linguistiques, sociaux et culturels nécessaires à une meilleure compréhension du système scolaire Français. Il concerne des parents, peu ou pas francophones, ayant des enfants scolarisés dans les écoles d’un quartier d’habitat populaire de Strasbourg
  • Aujourd’hui, les objectifs de ces cours sont:
    • Mieux communiquer avec les acteurs de l’école et s’inscrire dans un rapport à l’école facilité et confiant;
    • Mieux se situer dans l’école et dans le système éducatif français ;
    • Mieux assurer leur rôle de parents dans le cadre du suivi scolaire de leurs enfants;
    • Acquérir les pré-requis afin de s’engager dans une suite de parcours de formation linguistique;
    • Favoriser l’accès à l’autonomie dans leur vie quotidienne.

 

III. Voorstel van aanpak

 

Al zijn er in Vlaanderen al inspirerende voorbeelden, dan nog is de stap naar het afstemmen op elkaar van taal(integratie)trajecten van kinderen en hun ouders, via een structurele samenwerking tussen het basis- en het volwassenenonderwijs, geen sinecure.

 

Om vanuit de aanwezige inspiratie beslissende stappen te zetten naar echt geïntegreerde trajecten, zullen we vertrouwde wegen moeten worden verlaten, paradigma’s moeten doorbreken en de verkokering binnen ons onderwijsaanbod moeten overstijgen.

 

In co-creatie met basisscholen, centra voor basiseducatie en centra voor volwassenenonderwijs, willen de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving nieuwe wegen verkennen.

De meest aangewezen weg daartoe is het decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs[65].  Het decreet laat namelijk toe dat de Vlaamse Regering tijdelijke projecten kan opzetten of scholen de mogelijkheid kunnen verlenen om die te organiseren.  En net via die tijdelijke trajecten wil de decreetgever het hoofd bieden aan dringende problemen of wil hij experimenten uittesten.  Een instrument dat beter aansluit bij de eigenheid van een conceptnota voor nieuwe regelgeving, valt moeilijk voor te stellen: “Een conceptnota voor nieuwe regelgeving beschrijft de huidige regelgeving of een lacune in de regelgeving en de problemen die daaruit voortvloeien, en schetst de krachtlijnen van nieuwe regelgeving die een oplossing zou moeten bieden voor die problemen.”[66]

En zeker omdat dit decreet zowel van toepassing is op het basis- als op het volwassenenonderwijs, vormt het voor de indieners van de conceptnota voor nieuwe regelgeving de aangewezen basis op weg naar het beoogde doel.

 

Een mogelijke belemmering voor de keuze van de weg van ‘tijdelijke projecten’, is dat het decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, mogelijk niet van toepassing is op de centra voor basiseducatie.   Artikel 2 van het decreet geeft in 4° namelijk aan dat het wel van toepassing is op de ‘gefinancierde of gesubsidieerde centra voor volwassenenonderwijs’, maar de centra voor basiseducatie worden in hetzelfde artikel niet uitdrukkelijk genoemd[67].  

 

Mogelijk houdt dat niet in dat de centra voor basiseducatie zouden zijn uitgesloten van de toepassing.  De memorie van toelichting bij artikel 2[68] zegt namelijk ‘Alle onderwijsniveaus worden in beschouwing genomen: het basis-, het secundair, het volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs, met uitzondering van het hoger onderwijs’.  En zoals bekend, maken basiseducatie en de centra voor basiseducatie – via het decreet betreffende het volwassenenonderwijs - onbetwijfelbaar deel uit van het volwassenenonderwijs.  

 

Maar helaas, verduidelijken noch de memorie van toelichting, noch het commissieverslag[69] of centra voor basiseducatie inderdaad tot het toepassingsgebied behoren.    Om mogelijke twijfel weg te nemen, stellen de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving dan ook voor om via een decreetswijziging het toepassingsgebied van het decreet uitdrukkelijk uit te breiden tot de centra voor basiseducatie.  Het initiatief via onderwijsdecreet XXVI[70] (17 juni 2016) waarmee het toepassingsgebied ‘voor wat de leertijd betreft’ tot ‘de gesubsidieerde centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen’ kan daartoe als voorbeeld fungeren.

 

De weg van de tijdelijke projecten laat dan weer zonder enige twijfel toe dat ook gefinancierde of gesubsidieerde instellingen voor secundair onderwijs desgewenst zouden kunnen worden betrokken, wanneer de doelstelling zou worden uitgebreid en ook taal(integratie)trajecten van leerlingen en hun ouders, via een structurele samenwerking tussen het secundair basis- en volwassenenonderwijs, zou worden beoogd.

Zo’n tijdelijk project moet toelaten om de bestaande mogelijkheden om ‘geïntegreerde taal(integratie)trajecten’ te ontwikkelen en aan te bieden in beeld te brengen en te verkennen, en om de belangrijkste hinderpalen te identificeren en weg te nemen.    Dat tijdelijke projecten ook kunnen afwijken of afwijkingen kunnen toestaan van wettelijke en decretale bepalingen, biedt een bijzondere opportuniteit bij het verkennen van mogelijkheden en wegnemen van hinderpalen.

In zo’n tijdelijk project zal de focus dan ook minstens moeten liggen op:

  • het (gezamenlijk) ontwikkelen van (inhoudelijk) op elkaar afgestemde taal(integratie)trajecten voor kinderen en ouders;
  • het voorzien in de taal(integratie)trajecten voor ouders van specifieke (onderwijs- en schoolgerelateerde) elementen die hun betrokkenheid bij het onderwijstraject van hun kinderen kunnen versterken;
  • de ambitie om zo veel als mogelijk ‘op maat’ te kunnen werken om de kwaliteit en effectiviteit te maximaliseren;
  • het voorzien van voldoende oefenkansen voor leerlingen en ouders;
  • het toegankelijk maken van de ‘schooltaal’ voor alle ouders;
  • leer- en ‘leesmiddelen’ die aansluiten bij de leer- en leefwereld van leerlingen en ouders;
  • de inzet en het delen van schoolinfrastructuur;
  • de inzet en het delen van (bijkomende) werkingsmiddelen;
  • de samenwerking tussen het onderwijspersoneel van basis- en volwassenenonderwijs;
  • de samenwerking met welzijnspartners (Huizen van het Kind, brugfiguren, …)
  • de samenwerking met lokale besturen en bibliotheken (bv. gelinkt aan het Leesoffensief);

Ook aangewezen zal zijn om met de betrokken actoren en beleidsverantwoordelijken te bekijken hoe – wanneer inburgeringstrajecten in het geding zijn – de agentschappen integratie en inburgering en het Huis van het Nederlands kunnen worden betrokken bij de tijdelijke projecten die zullen worden opgezet en ontwikkeld.  En meer in het algemeen kan ook het creëren van duurzame samenwerking met lokale partners voor een versterkend perspectief zorgen.

Eigen aan (de regelgeving over) ‘tijdelijke projecten’ is dat aan scholen en centra die deelnemen aan tijdelijke projecten – afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten – extra ondersteuning kan worden toegekend.[71]

De indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving stellen dan ook voor dat – rekening houdend met de beschikbare kredieten – de overheid samen met vertegenwoordigers van het basis- en volwassenenonderwijs (centra voor basiseducatie en centra voor volwassenenonderwijs) en met vertegenwoordigers van het personeel van deze onderwijsniveaus – de grootte bepalen van het contingent van tijdelijke projecten.  

Voor de indieners is het ook vanzelfsprekend dat zowel bij de projectoproep als bij de eigenlijke selectie rekening wordt gehouden met een zo evenwichtig mogelijke verdeelde aandacht voor en belang van:

  • scholen uit het kleuter- en lager onderwijs en hun leerlingen;
  • centra voor volwassenenonderwijs en centra voor basiseducatie en hun respectievelijke cursisten;
  • scholen en centra uit stedelijke en meer landelijke gebieden;
  • scholen en centra met meer, dan wel met minder ervaring, wat onderlinge samenwerking tussen het basis- en volwassenenonderwijs betreft;
  • OKAN leerlingen en niet-OKAN leerlingen;
  • cursisten die respectievelijk taaltrajecten ‘Nederlands tweede taal’ (en de richtgraden daarbij), ‘alfabetisering Nederlands tweede taal’ of ‘Nederlands (moedertaal)’ (NT1) volgen;
  • cursisten in het kader van inburgeringstrajecten en andere;

Minstens even relevant als artikel 5, §1 van het decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, is het laatste lid van artikel  4, §2, dat zegt de Vlaamse Regering indien nodig kan voorzien in pedagogische, wetenschappelijke en andere adequate ondersteuning en begeleiding[72].

Dit soort ‘adequate ondersteuning en begeleiding’ – ook in de vorm van een professionaliseringsaanbod voor en het basis- en het volwassenenonderwijs - lijkt de indieners van deze conceptnota ook in deze context vanzelfsprekend.  Ook hier kunnen actoren als pedagogische begeleidingsdiensten, departementale diensten, academische onderzoekscentra en anderen een voor de tijdelijke projecten verrijkende rol spelen.   

Even vanzelfsprekend is dat al van bij de aanzet voor de beoogde tijdelijke projecten er al grote en gerichte aandacht is voor de decretaal voorziene evaluatie (artikel 6 van het decreet[73]) en voor de actoren die daarbij een bepalende rol zullen spelen.   En dat alleen al omdat het de resultaten van de evaluatie zijn die het antwoord zullen bieden op de vraag of de door de indieners van de conceptnota beoogde tijdelijke projecten kunnen worden gevolgd door een organieke implementatie van ‘good practices’ en het voorzien van structurele financiering of subsidiëring.

Zowel in het geval dat de Vlaamse Regering zelf tijdelijke projecten opzet als in het geval dat ze de scholen en centra de mogelijkheid geeft om zelf tijdelijke projecten te organiseren, is het de  Vlaamse Regering die de inhoud en de doelstellingen van de tijdelijke projecten vastlegt. Ze bepaalt de tijdsduur ervan en ook de voorwaarden waaronder de tijdelijke projecten eenmaal kunnen worden verlengd.

 

De indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving koesteren de hoop en verwachten dat hun conceptnota kan inspireren en al een aantal bouwstenen kan aanleveren om tot een tijdelijk project te komen dat een substantiële stap kan zetten om een belangrijk aspect uit het Vlaams Regeerakkoord 2024-2029 te realiseren:

“Via een structurele samenwerking tussen het basis- en secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs stemmen we de taalintegratietrajecten voor leerlingen en ouders beter op elkaar af. Zowel bij ouders als bij kinderen werkt zo’n aanpak drempelverlagend en groeit de betrokkenheid bij de taalintegratietrajecten.”[74]

Ook zijn de indieners van deze conceptnota voor nieuwe regelgeving graag bereid om hun engagement uit te breiden.  Met het oog op een mogelijk regeringsinitiatief, willen ze via de parlementaire weg en samen met actoren die een rol zouden kunnen spelen in het kader van tijdelijke projecten. de verkenning  verder zetten om de Vlaamse Regering voldoende houvast te bieden om verdere stappen te zetten.

 

Als het Nederlands onze bindende kracht is, dan moeten we komen tot een structurele samenwerking tussen het basis- en het volwassenenonderwijs,  om taal(integratie)trajecten van ouders en hun kinderen beter op elkaar af te stemmen.

 

Als het Nederlands onze bindende kracht is, dan moeten we een beroep doen op en ten volle inzetten op de dynamiek en energie die gezinnen eigen zijn, door een taal(integratie)aanbod te ontwikkelen dat daarop is afgestemd.

 

 

 

 

 

 

[1] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[2]  Decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten, geraadpleegd via Voorstel van decreet 1856 (2018-2019) nr.1 | Vlaams Parlement

[3] [3]  Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[4] Geraadpleegd via  https://www.boekstart.be/

[5] Geraadpleegd via https://www.opgroeien.be/kennis/toolbox/video-boekstart

[6] Omzendbrief BaO/2014/01: Screening niveau onderwijstaal bij het begin van de leerplicht en taalintegratietrajecten (gewoon basisonderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022), geraadpleegd via omzendbrief BaO/2014/01 van 15/05/2014

[7] ‘Verplichte taalscreening bij je kind in het gewoon basisonderwijs’, geraadpleegd via Verplichte taalscreening bij je kind in het gewoon basisonderwijs | Vlaanderen.be

[8] Decreet basisonderwijs, artikel 11quater, §4, geraadpleegd via wet: Decreet basisonderwijs

[9] Bevraging KOALA Screening (najaar 2024), geraadpleegd via Resultaten KOALA 2024-2025

[10] Decreet over het onderwijs XXXV, artikels 99 en 118, geraadpleegd via Ontwerp van decreet 827 (2020-2021) nr.1 | Vlaams Parlement, en Decreet basisonderwijs, artikels 125duodecies1 en 194quater, geraadpleegd via wet: Decreet basisonderwijs

[11] Programmadecreet bij de begroting 2024, geraadpleegd via Ontwerp van programmadecreet 1870 (2023-2024) nr.1 | Vlaams Parlement

[12] ‘Extra werkingsbudget taaloffensief Nederlands’, geraadpleegd via Extra werkingsbudget taaloffensief Nederlands

[13]  Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[14] ‘Taalscreening en ondersteuning in het voltijds gewoon secundair onderwijs’, geraadpleegd via Taalscreening en ondersteuning in het voltijds gewoon secundair onderwijs | Vlaanderen.be

[15] Voorontwerp van decreet over de lerenden en de organisatie in het onderwijs, geraadpleegd via Beslissingen van de Vlaamse Regering | Vlaanderen.be

[16] Programmadecreet bij de begroting 2024, geraadpleegd via Ontwerp van programmadecreet 1870 (2023-2024) nr.1 | Vlaams Parlement

[17] ‘Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers’, geraadpleegd via Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers | Vlaanderen.be

[18] Omzendbrief BaO/2006/03: Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, geraadpleegd via omzendbrief BaO/2006/03 van 30/06/2006

[19] Omzendbrief SO 75: Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het voltijds gewoon secundair onderwijs, geraadpleegd via omzendbrief SO 75 van 20/02/2024

[20] Vraag om uitleg over het tekort aan plaatsen voor OKAN-leerlingen, van Loes Vandromme aan minister Ben Weyts (Commissie voor Onderwijs van het Vlaams Parlement, 2 februari 2023), geraadpleegd via Commissie voor Onderwijs donderdag 2 februari 2023, 10 uur | Vlaams Parlement

[21] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[22] Chloé Lybaert, Het NT2-onderwijs in Vlaanderen, Taalunie, november 2022

[23] Idem

[24] Statistiek Vlaanderen, Schoolbevolking volwassenenonderwijs (19 september 2024), geraadpleegd via Schoolbevolking volwassenenonderwijs | Vlaanderen.be

[25] Decreet volwassenenonderwijs, artikel 6, geraadpleegd via wet: Decreet betreffende het volwassenenonderwijs.

[26] Ligo, Alfa: Nederlands voor anderstaligen, geraadpleegd via Alfa: Nederlands voor anderstaligen | Ligo

[27] ‘Nederlands moedertaal (NT1)’, geraadpleegd via Nederlands moedertaal (NT1)|Opleidingskompas

[28] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[29] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[30] Chloé Lybaert, Het NT2-onderwijs in Vlaanderen, Taalunie, november 2022

[31] Decreet tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en tot wijziging van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid in functie van het hertekende inburgeringsbeleid, geraadpleegd via Ontwerp van decreet 1269 (2021-2022) nr.1 | Vlaams Parlement

[32] Decreet volwassenenonderwijs, geraadpleegd via wet: Decreet betreffende het volwassenenonderwijs.

[33] Idem

[34] Idem

[35] Idem

[36] Idem

[37] Mededeling aan de Vlaamse Regering, wat betreft ‘de weg naar B1 mondeling in het kader van het inburgeringstraject (4 april 2025), geraadpleegd via Beslissingen van de Vlaamse Regering | Vlaanderen.be

[38] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[39] Strategisch Plan Geletterdheid 2017-2024, geraadpleegd via strategisch-plan-geletterdheid-2017-2024.pdf

[40] Cd&v, Congrestekst ‘Respect’, 25 maart 2023, geraadpleegd via Microsoft Word - 20230325_Respect GOEDGEKEURDE Congrestekst - Finaal[36].docx

[41] Cd&v, Verkiezingsprogramma ‘Kies zekerheid.’, 21 april 2024, geraadpleegd via VKprog_vcongresapril.pdf

[42] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

[43] Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2024-2029, ingediend door minister Zuhal Demir, geraadpleegd via Beleidsnota 126 (2024-2025) nr.1 | Vlaams Parlement

[44] 2025-2029 Vlaamse Begroting, 30 september 2024, geraadpleegd via Vlaamse begroting 2025-2029

[45] Leerpunt, Ouderbetrokkenheid bij kleuters, geraadpleegd via Ouderbetrokkenheid bij kleuters | Leerpunt

[46] Klasse, Betrokken ouders, betere leerresultaten?, 3 mei 2022, geraadpleegd via Betrokken ouders, betere leerresultaten? – Klasse

[47] Netwerk tegen armoede, Een brug tussen onderwijs en welzijn voor gezinnen in armoede, 2025, geraadpleegd via https://netwerktegenarmoede.be/media/pages/nieuws/2025/dossier-een-brug-tussen-onderwijs-en-welzijn-voor-gezinnen-in-armoede/5e43932de9-1748439277/dossier-brugfiguren-1.pdf

 

[48] Betrekken van Ouders, Tijana Breuer, Sanne van Wetten, Bas Aarts, Babs Jacobs en Inge de Wolf, 15 maart 2021

[49] Idem

[50] Idem

[51] Idem

[52] Jehoul, A., Beunen, S., Hamers, N., Schiepers, M., Van den Branden, K., Pulinx, R., Vanderlinde, R. & Vantieghem, W. (2023). Taalkrachtige partnerschappen tussen scholen en ouders. Een onderzoek naar productieve interventies voor thuisbetrokkenheid. Leuven: Centrum voor Taal en Onderwijs.

[53] Idem, blz. 80 en 81.

[54] Mededeling aan de Vlaamse Regering, wat betreft ‘de weg naar B1 mondeling in het kader van het inburgeringstraject (4 april 2025), geraadpleegd via Beslissingen van de Vlaamse Regering | Vlaanderen.be

[55] De Standaard, ‘Katholiek onderwijs wil van tweemaal zes naar driemaal vier schooljaren gaan’, geraadpleegd via Katholiek onderwijs wil van tweemaal zes naar driemaal vier schooljaren gaan | De Standaard

[56] Evaluatie Strategisch plan geletterdheid 2017-2024, geraadpleegd via evaluatie-strategisch-plan-geletterheid-2017-2024.pdf

[57] Website VRT Nieuws, ‘In 6 basisscholen in Mechelen kunnen anderstalige ouders nu Nederlandse les volgen’, geraadpleegd via In 6 basisscholen in Mechelen kunnen anderstalige ouders nu Nederlandse les volgen | VRT NWS: nieuws

[58] ‘Laaggeletterde ouders meer betrekken bij de school van hun kinderen’, geraadpleegd via Ouders en school | Ligo

[59] Nederlands voor anderstalige ouders, geraadpleegd via Nederlands voor anderstalige ouders | Antwerpen

[60] Van thuistaal naar schooltaal. Verlaag de drempel met 'Nederlands voor ouders op school', geraadpleegd via Van thuistaal naar schooltaal. Verlaag de drempel met 'Nederlands voor ouders op school' | Antwerpen

[61] Ouderbetrokkenheid vergroten met 'Nederlands voor ouders op school', geraadpleegd via Ouderbetrokkenheid vergroten met 'Nederlands voor ouders op school' | Antwerpen

[62] Joke Drijkoningen, Zij kwamen van verre en rondden de Kaap. Anderstalige ouders over taal en ouderbetrokkenheid, september 2012, geraadpleegd via Kaap-cursisten aan het woord

[63] Parents’ Integration through Partnership, geraadpleegd via Parents’ Integration through Partnership | European Website on Integration

[64] Famille à l’école, geraadpleegd via Famille à l’école | European Website on Integration

[65] Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, geraadpleegd via wet: Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs

[66] Uit Reglement van het Vlaams Parlement, Titel 6, Hoofdstuk 2, Afdeling 1, geraadpleegd via Reglement van het Vlaams Parlement | Vlaams Parlement

[67] Idem

[68] Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, geraadpleegd via g472-1.pdf

[69] Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie uitgebracht door mevrouw Kathleen Helsen, geraadpleegd via g472-2.pdf

[70] Tekst aangenomen door de plenaire vergadering van het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXVI, geraadpleegd via g744-5.pdf

[71] Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, artikel 5, §1,  geraadpleegd via wet: Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs

[72] Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, artikel 4, §2,  geraadpleegd via wet: Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs

[73] Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, artikel 6,  geraadpleegd via wet: Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs

[74] Vlaams Regeerakkoord 2024-2029. Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen (30 september 2024), geraadpleegd via Regeerakkoord_VR_2024-2029

Nieuws

Eerste zoektocht van Painting Hunt van start in Poperinge

Op zaterdag 12 juli gaat de allereerste Painting Hunt van start: een unieke, interactieve zoektocht door het landschap van Poperinge, met een origineel schilderij van een topkunstenaar als hoofdprijs. Kunstliefhebbers, avonturiers en nieuwsgierige speurders worden de hele zomer lang uitgedaagd om via hun smartphone hints, raadsels en geheime locaties te ontdekken. Elke week start een nieuwe zoektocht, telkens met een ander kunstwerk als hoofdprijs. 

"Met Painting Hunt brengen we kunst, landschap en technologie samen in een speelse formule. Het is een ode aan schilderkunst, verbeelding én aan de Westhoek", aldus Loes Vandromme, schepen van Cultuur, Poperinge.

Honderdtal minimumdoelen geschrapt, uitstel voor de laatste jaren van het lager onderwijs

De nieuwe minimumdoelen basisonderwijs werden op donderdag 3 juli besproken en goedgekeurd in de commissie onderwijs. De minimumdoelen vertellen wat leerlingen in het basisonderwijs minimaal moeten kennen en kunnen. Ze vervangen de eindtermen die dateren van de jaren '90 en moeten helpen om de onderwijskwaliteit te verbeteren.

Na de voorstelling van het nieuwe pakket in mei, komen er nu na advies van het onderwijsveld nog wat aanpassingen. Een 100-tal nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs werden ook geschrapt.

Extra financiering voor onderwijsinternaten

“Eindelijk erkenning voor de vele taken die onderwijsinternaten op zich nemen”, zegt Vlaams parlementslid voor cd&v Loes Vandromme. Dat er bijkomende middelen komen voor onderwijsinternaten is voor cd&v de evidentie zelve. “Tijdens de vorige legislatuur heeft cd&v hard gestreden om een goede regeling uit te werken voor de onderwijsinternaten”, zegt Vandromme. Zo werd er vorige legislatuur voor het eerst een decreet gemaakt dat zich boog over onderwijsinternaten. “Dat was op zich een goede zaak: internaten kregen zo een volwaardige plaats in het onderwijslandschap. Maar toen al zagen we dat de financiering niet zou volstaan.”